Op afstand bestuurbare pil voor darmpatiënten

Een op afstand bestuurbare pil kan bij mensen een medicijn afleveren in de darmen, op de plek waar dat nodig is. Peter Siersema, medisch hoofd MDL-ziekten van het UMC Utrecht, maakte samen met collega Peter van der Schaar van het Antonius Ziekenhuis op een Europees congres in Amsterdam de eerste testresultaten bij mensen bekend. Ze verwachten dat de voorgeprogrammeerde pil in de toekomst behandelingen van maag- en darmziekten kan verbeteren.

De afgelopen tijd heeft het UMC Utrecht onderzocht of de technologie, succesvol in het lab, ook in het menselijk lichaam werkt. Tien gezonde vrijwilligers slikten de pil en werden een dag gevolgd. In het reservoir zaten geen medicijnen maar medische radio-isotopen die op een scan te zien waren. Bij negen van de tien proefpersonen kon verbinding worden gemaakt met de capsule, volgens Siersema. De capsule slaagde erin zijn lading af te geven op de juiste plek in de dunne darm.

 

pH-sensor

Om de juiste plek te bepalen, heeft de capsule een pH-sensor, die onderweg in het spijsverteringskanaal de zuurgraad meet. In de maag is de zuurgraad heel hoog, maar in de darmen neemt die verder af. Die informatie wordt gecombineerd met de berekening van de tijd die de capsule nodig heeft om door het maag-darmkanaal te reizen. De capsule is een Nederlandse vinding en is net zo groot als een stevige multivitaminepil. De capsule is voor eenderde gevuld met een geneesmiddel en communiceert met de buitenwereld via een draadloze ontvanger. Zodra van een afstand de opdracht binnenkomt, worden de ingebouwde elektromotor en de zuiger ingeschakeld die het geneesmiddel naar buiten spuiten.

 

Meer effect, minder bijwerkingen

Omdat het medicijn alleen wordt toegediend op de juiste plek in het lichaam, heeft het meer effect. Ook heeft de patiënt veel minder last van bijwerkingen. De bestuurbare pil gaat binnen een jaar gebruikt worden bij patiënten met darm- of maagklachten. Als de vinding een succes blijkt, wordt er gezocht naar bredere toepassingen.

 

Bron: UMC Utrecht