IBD

Anti-TNF-α medicijnen bij IBD-patiënten: verhoogd risico op lymfoom?

Sinds 1998 worden inflammatoire darmziekten (IBD)  zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn behandeld met medicijnen als Infliximab en Adalimumab. Deze medicijnklasse, biologicals genaamd, grijpen aan op het immuunsysteem en remmen het zogeheten tumor necrose factor alfa (TNF-α) waardoor de chronische ontstekingsreactie wordt getemperd. Vaak geneest hierdoor het slijmvlies van de darmen goed op de lange termijn en kan chirurgie van de darmen vermeden worden. Door deze anti-TNF-α medicijnen blijft dus bij veel IBD patiënten de ziekte onder controle waardoor zij hun dagelijks leven weer kunnen oppakken. Echter, anti-TNF-α medicijnen brengen mogelijk ook nadelige gevolgen met zich mee. Zo zijn er aanwijzingen dat remming van TNF-α het risico op lymfeklierkanker (lymfoom) kan vergroten.

 

In de praktijk worden anti-TNF-α medicijnen vaak gegeven in combinatie met prednison of thiopurines (combinatietherapie). Daarnaast is het mogelijk dat anti-TNF-α medicijnen alleen worden gegeven (monotherapie). Vaak wordt monotherapie gegeven na een kortdurende behandeling van prednison of thiopurines. Verschillende onderzoeken naar monotherapie en combinatietherapie laten tegenstrijdige resultaten zien met betrekking tot het risico op lymfoom.

Wetenschappers uit China hebben gekeken naar wat er tot nu toe bekend is over het risico op lymfoom bij anti-TNF-α therapie. Zij hebben 12 studies gevonden met in totaal meer dan 285.000 patiënten. De wetenschappers analyseerden het risico op lymfoom in verschillende analyses. Allereerst hebben zij een analyse gedaan waarbij de patiënten in 2 grote groepen werden verdeeld: de ene groep werd wel blootgesteld aan anti-TNF-α medicijnen, de andere groep niet. Er werd verder niet gekeken naar behandelduur of welke vorm van therapie. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen verschil was in risico op lymfoom tussen patiënten die wel of niet werden blootgesteld aan anti-TNF-α medicijnen. Als kanttekening werd beschreven dat een verhoogd risico op lymfoom niet kan worden uitgesloten als de ziekteduur langer is dan 5 jaar. De opvolg periode na de studie is daarvoor te kort in de studies en dit is juist belangrijk bij mensen met een chronische ziekte die langdurig aan deze medicijnen worden blootgesteld.

In verdere analyses werd gekeken naar verschillende soorten therapieën, grootte van de studies, soort studie, ziekteduur, opvolg periode, leeftijd etc. Hieruit kwam naar voren dat IBD patiënten die langer dan 5 jaar de ziekte hadden, een verhoogd risico hadden om lymfoom te ontwikkelden, onafhankelijk van het type behandeling. Daarnaast lieten verdere analyses van monotherapie en combinatietherapie een significant verhoogd risico op lymfoom zien, in vergelijking met patiënten die een andere therapie kregen. Zowel monotherapie als combinatietherapie met anti-TNF-α medicijnen geven dus een verhoogd risico op een lymfoom, maar bij de combinatietherapie is het risico meer dan twee zo groot ten opzichte van monotherapie.

 

Concluderend hebben IBD patiënten een verhoogd risico op lymfoom bij zowel monotherapie als combinatietherapie. Uit de eerste analyse kwam dit niet naar voren echter, het verhoogde risico kan niet worden uitgesloten omdat de opvolg perioden te kort waren. Er zijn in de toekomst grote, lange termijn studies nodig om het exacte risico op lymfoom te bepalen. Zodra we dit nog beter op de kaart hebben kunnen IBD patiënten nog beter voorgelicht worden over de exacte risico’s op een lymfoom bij anti-TNF-α therapie.

 

Bron: Yang C, Huang J, Huang X, Huang S. Risk of Lymphoma in Patients With Inflammatory Bowel Disease Treated With Anti-tumour Necrosis Factor Alpha Agents : A Systematic Review and Meta-analysis. J Crohn’s Colitis. 2018;1042–52.

 

Meer weten over lymfomen? Kijk hier >