griepvaccin

Darmmicrobiota beïnvloedt succes van griepvaccin

Steeds meer studies laten zien dat onze darmmicrobiota invloed heeft op ons immuunsysteem. Veel wetenschappelijk bewijs is echter gebaseerd op – vaak minder betrouwbare – muismodellen of louter op correlaties in mensenpopulaties. Om immuun gerelateerde ziekten te behandelen of te voorkom, zoals in het geval van vaccins, is het juist belangrijk om onderzoek te doen met mensen, in studies waar oorzaak van gevolg kan worden onderscheiden. Het succes van een vaccinatie bijvoorbeeld, varieert net als de darmmicrobiota per geografisch gebied. Wanneer men begrijpt hoe de darmmicrobiota op zijn beurt de effectiviteit van vaccins beïnvloedt, kunnen er betere vaccins worden ontwikkeld, wat leidt tot een betere algehele volksgezondheid.

Een antibioticakuur bij vaccinatie

Een onderzoeksgroep uit Amerika heeft onlangs onderzoek gedaan naar het effect van de darmmicrobiota op de effectiviteit van een griepvaccin tegen het influenzavirus. Aan de helft van een groep gezonde proefpersonen gaven zij een vijfdaagse antibioticakuur, de andere helft niet. Op de vierde dag ontvingen alle proefpersonen de vaccinatie. Zoals eerdere studies al hebben laten zien, verlaagden de antibiotica de hoeveelheid darmbacteriën en nam ook het aantal verschillende bacteriesoorten af. Zelfs na zes maanden was de biodiversiteit in de darmen nog niet hersteld. Het vaccin dat alle proefpersonen ontvingen bestond uit drie verzwakte soorten influenzavirus. Om de effectiviteit van de griepvaccinatie te bepalen, keken de onderzoekers naar de concentratie antilichamen tegen deze drie virussen in het bloed na vaccinatie. Er bleek echter geen verschil in de toename van antilichamen tussen de met antibiotica behandelde proefpersonen en de controles. Dit kwam waarschijnlijk omdat de immuniteit tegen de virussen al relatief hoog was in de proefpersonen. Dit betekent dat hun lichaam al redelijk goed gewapend waren tegen de virussen.

Een lagere immuniteit

Om te testen of het effect van antibiotica inderdaad bepaald werd door de concentratie antilichamen vóór vaccinatie, herhaalden de onderzoekers het experiment met mensen met lage concentraties antilichamen – een lage immuniteit – tegen de drie specifieke virussen. Deze mensen hadden in de drie voorgaande seizoenen geen vaccin ontvangen tegen één van de drie virussen. De helft van de proefpersonen kregen een antibioticakuur, die ook nu leidde tot een lagere biodiversiteit in de darmen. Daarentegen was de immuunrespons tegen één van de drie specifieke virussen verminderd in de proefpersonen die antibiotica hadden gekregen.

“De immuunrespons tegen één van de drie specifieke virussen “was verminderd in de proefpersonen die antibiotica hadden gekregen.

Een goed geheugen

De studie laat zien dat een verstoorde darmmicrobiota – in dit geval door antibiotica – de antilichaamrespons na vaccinatie negatief kan beïnvloeden als de proefpersoon vóór vaccinatie al niet goed gewapend is tegen het virus. Waarom dit in deze studie alleen gold voor één van de drie virussen in het vaccin, kan komen doordat het immuunsysteem een goed geheugen had – in dit geval langer dan drie jaar – wat betreft de twee andere virussen. Deze responsen zijn mogelijk minder beïnvloedbaar door de darmmicrobiota. De resultaten van deze studie zijn daardoor misschien minder relevant voor volwassenen met een goed getraind immuunsysteem, maar juist wel voor kinderen bij wie het immuunsysteem nog niet volledig ontwikkeld is of in het geval van virussen die het immuunsysteem nooit eerder ‘gezien’ heeft.

Bron: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0092867419308980?via%3Dihub

Lees ook: