Darm-brein

De ziekte van Parkinson: brain-first versus body-first

De ziekte van Parkinson is een hersenaandoening waardoor bewegingen minder soepel en gecontroleerd kunnen worden uitgevoerd. Bij deze aandoening breken langzaam de zenuwcellen in de hersenen af die dopamine maken, ook wel het ‘gelukshormoon’. Deze zenuwcellen komen voornamelijk voor in een bepaald hersengebied: de substantia nigra (de zwarte kern). Doordat er minder zenuwcellen zijn die dopamine produceren, ontstaan er typische verschijnselen zoals trillen, spierstijfheid, trager bewegen en het moeilijk opstarten van een beweging. Daarnaast zijn ook andere symptomen mogelijk zoals een verminderde reuk, slaapproblemen, darmproblemen en psychologische problemen.

Bij de ziekte van Parkinson blijkt in de helft van de gevallen voorafgaand aan de ziekte sprake te zijn van buikklachten waarbij het meestal gaat om obstipatie. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de mensen met de ziekte van Parkinson last van bacteriële overgroei (SIBO). Dit roept de vraag op of de darmen of de darmflora een invloed zou kunnen hebben op het ontstaan van de ziekte van Parkinson.

Onderzoek naar de relatie tussen de darm en de ziekte van Parkinson ontstond in 2003 door de publicatie van Heiko Braak. Hij zag bij autopsie van hersenen van mensen met de ziekte van Parkinson dat in de nervus vagus (de belangrijkste zenuw die de hersenen met de darmen verbindt) dezelfde afwijking was te zien als in de beschadigde substantia nigra. Ook was het deel van de hersenstam waar de nervus vagus de hersenen binnenkomt aangedaan bij alle patiënten. Hij veronderstelde dat een bepaald pathogeen (een ziekteverwekker) via de darmen en de nervus vagus betrokken was bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Later, in 2017, werd aangetoond dat α-synucleïne zich in het zenuwstelsel van de darm, in de nervus vagus en in de substantia nigra kan ophopen. Dat suggereert dat α-synucleïne het pathogeen zou kunnen zijn dat Braak had gevonden. α-synucleïne is een eiwit dat zich voornamelijk bevindt in de hersenen, maar ook aanwezig kan zijn in andere weefsels van het lichaam. Als het eiwit tijdens de productie verkeerd wordt gevouwen, dan kan het zich ophopen. Zulke ophopingen van α-synucleïne worden ook wel Lewy-lichaampjes genoemd en staan centraal bij de ziekte van Parkinson.

“…in 2017, werd aangetoond dat α-synucleïne zich in het zenuwstelsel van de darm, in de nervus vagus en in de substantia nigra kan ophopen.”

De gedachte was dat α-synucleïne vanuit de darm via de nervus vagus de hersenen zou kunnen bereiken en zich vanuit daar zou kunnen verspreiden. Echter, andere pathologen die onderzoek hadden gedaan na de publicatie van Braak kwamen erachter dat niet bij alle mensen met de ziekte van Parkinson de nervus vagus en de hersenstam waar deze zenuw binnenkomt was aangedaan. Voor deze mensen zou de theorie dus niet gelden. Naar aanleiding hiervan is geopperd dat er twee vormen zouden kunnen zijn van de ziekte van Parkinson: de ‘brain-first Parkinson’ en de ‘body-first Parkinson’.

In het geval van de brain-first Parkinson start de ophoping van α-synucleïne in de hersenen en verspreid zich dan verder in de hersenen. De hersenverbindingen bevinden zich voor ongeveer 99% binnen een hersenhelft en maar iets minder dan 1% van de verbindingen gaan van de ene naar de andere hersenhelft. De kans dat α-synucleïne zich verspreidt binnen een hersenhelft is dus veel groter dan dat het zich verspreidt naar de andere hersenhelft. Hierdoor is er een asymmetrische verspreiding van α-synucleïne wat zich uit in asymmetrische symptomen zoals het trillen van alleen de rechter- of de linkerhand.

Bij de body-first Parkinson, ook wel de gut-first Parkinson, begint de ophoping van α-synucleïne in de darm en komt in de hersenstam via de nervus vagus. Omdat de zenuwen vanuit de darmen zowel naar de rechter- als linkerhersenhelft gaan, hoopt α-synucleïne zich op aan beide kanten van de hersenstam. Vanuit hier kan het zich symmetrisch verspreiden naar beide hersenhelften. Aangezien beide hersenhelften in het begin van de ziekte zijn aangedaan, ontstaan er symmetrische symptomen zoals het trillen van de rechter- en linkerhand. De diagnose wordt pas gesteld bij het ontstaan van de typische bewegingssymptomen. Deze symptomen ontstaan bij de body-first Parkinson relatief laat omdat de pathologie eerst helemaal moet verspreiden van de darmen naar de hersenen. Bij de start van de bewegingssymptomen is de verspreiding al verder gevorderd waardoor cognitieve verschijnselen eerder lijken te ontstaan dan bij brain-first Parkinson. Daarnaast is obstipatie bij de body-first Parkinson juist in een vroeg stadium aanwezig, zelfs jaren voorafgaand aan de bewegingssymptomen.

“Bij de body-first Parkinson, ook wel de gut-first Parkinson, begint de ophoping van α-synucleïne in de darm en komt in de hersenstam via de nervus vagus.”

Samenvattend is er bij de ziekte van Parkinson sprake van een ophoping van α-synucleïne. De gedachte is dat deze ophoping kan starten in de darm en zich kan verspreiden via de nervus vagus naar de hersenen. Deze vorm, de body-first Parkinson, start meestal met obstipatie en later komen de symmetrische bewegingssymptomen tot uiting. Daarentegen start de ophoping van α-synucleïne bij de brain-first Parkinson in de hersenen en gaat gepaard met asymmetrische bewegingssymptomen.

Bronnen:

Lees ook: